Found mainly in the river regions and in Brabant, the Inspecteur Löhnis cherry variety is small, quite dark with a purplish brown color, rather oblong and firm. It is a late-ripening cherry with a sweet to tangy taste. It was named after the agricultural engineer Frederik Bernard Löhnis, born in Rotterdam in 1851.
This variety is one of the numerous cherry varieties that have been grown for centuries on the banks of the Kromme Rijn or “Crooked Rhine” river. Other varieties were more popular in other regions such as the Betuwe, Brabant and Groningen. In some cases, they may originate from other regions and countries but have taken on specific characteristics because of the quality of the local soil (terroir).
Unfortunately, the number of cherry orchards with tall-stem trees is steadily declining.
Indeed, cherry growers are choosing increasingly for dwarfing half standard varieties that can be grown under plastic and that can be sprayed with chemicals, because the fruit from tall trees is more susceptible to weather conditions and to loss from birds, as well as being more difficult and expensive to harvest.
Along with the loss of chemicals-free cherry varieties that are flavorful and have designed beautiful landscapes, the traditional cherry harvest season intertwined with the local culture is also lost. Cherry season used to mean scaring away thieving starlings by rattling tin cans (called “heuen”) and entire villages gathering together to pick the cherries from tall ladders, often with the help of transient pickers who travelled the region from orchard to orchard.
Back to the archive >Een aantal wordt al sinds eeuwen geteeld op de stroomruggen van de Kromme Rijn. Andere komen meer voor in andere regio’s als de Betuwe, Brabant en Groningen. Soms zijn ze oorspronkelijk afkomstig uit andere streken of landen, maar hebben ze door de specifieke kwaliteiten van de grond (terroir), zelf ook specifieke lokale kwaliteiten gekregen.
Het gaat om de volgende tien rassen (in volgorde van oogsttijd):
Vroege Duitse of Vroege van Spithoven (middelgroot, donkerrood, vlezig, zoet)
Maaikers of Meikers (klein, donkerrood, zacht, rond, fris van smaak)
Variks Zwart (klein, zeer donker, zacht, zoet)
Mierlo's Zwart (klein, donker, zacht, zoet)
Westerleesche Kriek (middelgroot, helderrood, stevig, rins tot zuur)
Wijnkers (middelgroot, donker, glanzend, sappig, zoet)
Hedelfinger (groot, helderrood, stevig, zoetzuur)
Spekkers (klein, in veel kleuren van geel tot donker oranje, stevig, rins)
Inspecteur Löhnis (klein tot middelgroot, donker, langwerpig, stevig, zoet)
Morel (klein tot middelgroot, helderrood, steig, zuur)
Er zijn steeds minder kersenboomgaarden met hoogstamfruit. Hoogstamfruit is kwetsbaarder voor weersinvloeden en vraat door vogels en de pluk is moeilijk en kostbaar. Kersentelers gaan daarom steeds meer over op laagstamfruit, dat onder plastic geteeld kan worden, bespoten kan worden en makkelijker te plukken is. Met het verdwijnen van de boomgaarden met hoogstamkersen gaan onbespoten kersen met een meer intense smaak verloren, wordt landschappelijke schoonheid vervangen door homogene plastic kassen en verdwijnt een teeltmethode die met veel lokale cultuur omgeven was (gemengd bedrijf; het “heuen” = het verjagen van de spreeuwen met rammelende blikken; de seizoenspluk op lange ladders waar het hele dorp bij betrokken was en waar reizende plukkers voor langskwamen).
In de tuin van het Rijksmuseum in Amsterdam kunt u de Nationale Kersenreeks zien, die bestaat uit het merendeel van bovengenoemde rassen. Zij laat zien van links naar rechts hoe acht rassen van vroeg tot laat elkaar opvolgen in bloei en vervolgens van vroeg tot laat rijpen. Heel wat anders dan de altijd even rode Griekse kersen in de supermarkt.
Inspecteur Löhnis
Kleine, donkere (het zogenaamde purperbruine), langwerpige, vrij vaste en laatrijpende kers. Vernoemd naar Frederik Bernard Löhnis (Rotterdam-24 januari 1851/Baden-Baden-7 augustus 1927), landbouwkundig ingenieur. Studeerde aan de PS te Delft en aan het Landwirtschaftliche Institut te Halle. Werd als 25-jarige benoemd tot directeur van de Mij. van Weldadigheid te Frederiksoord. Was inspecteur van het middelbaar onderwijs (1893-1901) en vervolgens in de landbouw, sinds 1906 curator van het KNMI, mede-oprichter, bestuurs- en redactielid van de Ned. Heidemij. Had een belangrijk aandeel in de plannen tot droogmaking van de Zuiderzee.